Armand Sağ
Link
 

 

Geschiedenis & historici
   
 

Geschiedenis & historici

Dat geschiedenis wordt geschreven door mensen in de vorm van daden is een ieder duidelijk, maar wat is dan precies het doel van historici, vraagt men zich dan af? Is geschiedenis tenslotte niet iets wat eenmaal plaatsvindt waarna je het kunt afsluiten? Het antwoord op deze tweede vraag is een duidelijke ‘neen!’.

Geschiedenis wordt tegenwoordig niet alleen maar gebruikt als objectief maatstaf, al sinds het begin van de 20ste eeuw is het een instrument geworden van het opkomende nationalisme. Dat wil echter niet zeggen dat het voor de 20ste eeuw nationale bewustwording niet in de hand werkte, een mooi voorbeeld is de Friese barbarenkoning Redbad die in het jaar 690 op het punt stond gedoopt te worden, maar op het laatste moment de missionaris het volgende vroeg: “Als ik nu gedoopt word, ben ik een christen en maak ik een kans op de hemel. Maar mijn grootse voorvaders die geen christen waren, hebben die dan helemaal geen kans op de hemel?”. Toen de missionaris als volgt antwoordde “Neen! Jouw voorvaders waren heidenen en zullen branden in de hel!”, besloot Redbad met de volgende woorden: “Ik ben liever in de hel met mijn voorvaders dan helemaal alleen in de hemel!” en weigerde christen te worden. Volgens de kronieken ontstond hierna een nieuwe Friese opstand, waarbij de eerbetoon van de Friezen aan hun “heidense” voorvaders centraal stond.

Het is duidelijk dat geschiedenis in wezen zelfs toen al diende als propagandamiddel om oorlogen te rechtvaardigen en/of mensen te beïnvloeden om juist toenadering tot elkaar te zoeken. Voorbeelden hiervan zijn de oorlogen tussen de Grieken en de Perzen vanaf 492 voor Christus en de inval van Alexander de Grote in het Perzische Rijk in 334 voor Christus. Hierbij werd steevast verwezen naar daden van de Perzen in het verleden en werden deze zelfs overdreven en uitvergroot om een inval onder leiding van Alexander te rechtvaardigen. In de loop van de geschiedenis is het maar zelden voorgekomen dat een gebeurtenis enkel en alleen werd opgeschreven om informatie te verstrekken, het propagandistische doel kwam altijd om de hoek kijken. Een recenter voorbeeld is de Frans-Duitse Oorlog van 1870 waarbij de Fransen Elzas-Lotharingen verloren, maar dit altijd bleven kenmerken als “Frans” omdat het volgens de geschiedenis eeuwenlang Frans was geweest. Dit leidde uiteindelijk tot de Frans-Duitse confrontatie in de Eerste Wereldoorlog. Met de opkomst van het nationalisme werd geschiedenis één van de kenmerken van een volk naast een gezamenlijke taal, cultuur en gewoonten. Geschiedenis werd zelfs gebruikt om verschillende volkeren die al eeuwenlang in andere gebieden leefden en hierdoor logischerwijze afwijkende dialecten hadden, te laten versmelten tot één oerras door te verwijzen naar de geschiedenis van enkele duizenden jaren geleden. Een prima voorbeeld hiervan zijn de Turken, die na het ineenstorten van het Osmaanse Rijk onder leiding van de Jong Turken, verwezen naar een oer-Turks ras uit Centraal Azië. Daaruit zouden de Turken, Azerbeidjanen, Turkmenen, Oezbeken, Kazakken, Kirgiezen, Oejgoeren, Bulgaren, Hongaren, Tataren en nog andere volkeren uit voortgekomen zijn. Alhoewel dit gebaseerd was op substantieel bewijs door gelijkenissen in de taal en cultuur, is het wel tegen te spreken door te verwijzen naar de vermengingen met de Russen, Arabieren, Koerden, Grieken en Slavische volkeren in de loop van tientallen eeuwen. Er werd echter verwezen naar de “Gök Türken” uit de vijfde eeuw na Christus, waar voor het eerst de naam “Türk” werd gebruikt in verband met een staat. De huidige Turken in Turkije zouden nazaten van deze Gök-Turken (wat vrij vertaald “Het Verheven Volk” betekent) zijn, alsmede de Turkmenen, Turks-Cyprioten, Irak-Turkmenen, Oezbeken, Kazakken, Kirgiezen, Azerbeidjanen en nog vele andere volkeren. Logischerwijs ontstonden er groeperingen die zich ten doel stellen alle bovenstaande volkeren wederom te herenigen in een “Groot-Turks” Rijk, zoals bijvoorbeeld de idealisten die in Nederland bekend staan als de Grijze Wolven.

Dit fenomeen staat echter niet op zich, ook de verschillende Duitse volkeren werden onder leiding van Bismarck en het krachtige Pruisen verenigd op basis van een gezamenlijke taal, cultuur en geschiedenis. De geschiedenis en de feitelijke situatie liet echter zien dat de verschillende Duitse staatjes al eeuwenlang geen eenheid meer vormden en mede hierdoor een ander dialect hadden. Het weerhield Bismarck er echter niet van om te verwijzen naar de gezamenlijke geschiedenis van het “Germaanse volk” terwijl “Germaans” niets anders was dan een benaming die de Romeinen gebruikten voor volkeren buiten de grenzen van het Romeinse Rijk en dat zonder te kijken naar de eenheid van de desbetreffende volkeren. Het woord “Germaans” was dan ook een verzonnen term voor de “barbaarse volkeren buiten het Romeinse Rijk”, de bijhorende cultuur en taal is op zijn beurt weer naar elkaar toegegroeid en met de tijd aangemerkt als de “Germaanse taal”. De Duitsers zelf spreken hierdoor ook niet van “Germaans”, maar van “Deutsch”. Deze term stamt weer van de zogeheten “Teutonische Ridderorde”, welke voornamelijk uit Germaanse ridders bestond die een eed aflegden dat ze voor altijd de Christelijke Wereld zouden beschermen tegen de invallende Moslims in het bijzonder vanaf de elfde eeuw. Ook hier zien we dat de geschiedenis werd gebruikt voor “nationbuilding”, alhoewel het hierbij selectief en in enkele gevallen onterecht werd gebruikt.

De rol van historici was bij de bovenstaande praktijken van cruciaal belang, of het nou voor de Grieks-Perzische oorlog was door Herodotus of de Trojaanse Oorlog in de persoon van Homerus of, meer recenter, de nationbuilding van Duitse, Turkse en Russische historici die allemaal de geschiedenis gebruikten voor rechtvaardiging voor een oorlog of het stichten van een nieuwe natiestaat. Hedendaags wordt geschiedenis nog steeds in grote mate gebruikt voor doeleinden die niet bestaan uit het willen delen van informatie op zich, het gaat hier vooral om nationale vaderlandsgevoelens die aangewakkerd worden. We kunnen hierbij als voorbeeld de V.O.C. geschiedenis van Nederland aanmerken, alhoewel de Nederlandse Republiek hiermee zijn Gouden Eeuw beleefde, ging dit wel over de rug van miljoenen slaven in Nederlands-Indië. Ook hier wordt geschiedenis selectief gebruikt om het nationale bewustzijn van de gemiddelde Nederlander te vergroten, de historici die wijzen op de keerzijde van de medaille worden veelal niet of nauwelijks serieus genomen. Dit in tegenstelling tot het buitenland, waar landen zoals Indonesië zulks historici juist ontvangen als volkshelden en zij gebruikt worden voor hun nationale gevoelens. Elke staat gebruikt zodoende geschiedenis als middel om eenheid onder het volk te bewaren, een historicus die hier niet aan wil meewerken krijgt veelal een stortvloed aan kritiek over zich heen. Het onderschrijven van de “erkende” geschiedenis door de binnenlandse historici wordt gezien als een vanzelfsprekend gebeuren, omdat het tegenspreken van de vaderlandse geschiedenis automatisch in het buitenland als interne “nationbuilding” en politiek middel gebruikt wordt om het desbetreffende land te beschuldigen van wandaden. We kunnen hierbij denken aan de Belgische wreedheden in Kongo en de voortdurende “stripboekpropaganda” onder leiding van Kuifje. Terwijl het in Afrika wordt gezien als een gebeurtenis waarvoor België nog excuses verschuldigd is. In Frankrijk worden de buitenlandse interventies in Vietnam, Algerije, Marokko en Tunesië beschouwd als een gesloten boek waar men liever niet meer over spreekt. Ook in Duitsland zijn er groepen die stellen dat Hitler, ondanks zijn wrede daden jegens de Joden, homo’s, zigeuners en gehandicapten, economisch gezien grote doelen heeft bereikt. Hiermee verwijzen ze naar de verbeterde infrastructuur en bedrijven die Hitler had laten maken waar Duitsland nog steeds profijt van heeft. Dit wordt echter niet als zodanig erkend in Duitsland, dat het berust op feiten doet daar niet aan af.

We zien dat geschiedenis nog steeds selectief wordt gebruikt door overheden om eenheid onder het volk te bewaren. Er zijn echter ook gevallen bekend waarin geschiedenis als politieke motivatie of middel wordt gebruikt om een daad te verantwoorden aan zijn eigen volk. Hitler verwees naar het voor Duitsland zeer slechte Verdrag van Versaille van 1918, waardoor hij de oorlog van 1939 beschouwde als een “rechtzetting” van dat verdrag. Een ander voorbeeld kunnen we vinden in de Armeense Kwestie, Armenië gebruikt hierbij een historische kwestie zoals de Armeense Relocatie om politieke daden te verantwoorden. Zo gebruikt Armenië deze kwestie om de grenzen van Turkije niet te erkennen, alsmede was het een aanleiding om in 1991 de nieuwe Azerbeidjaanse staat aan te vallen. De beweegreden was dat de Azerbeidjanen aanstalten maakten om toenadering te zoeken tot Turkije, nogmaals vanuit de historische visie dat Turken en Azerbeidjanen geschiedkundig gezien tot hetzelfde volk behoren door de afstamming van de Gök-Turken. De vrijwel identieke taal en cultuur speelden een grote rol bij de bepaling van de afstamming. Armenië weigerde vervolgens omringd te worden door “Turkse staten die de gebeurtenissen van 1915 konden herhalen”. Deze visie was volkomen onterecht daar Turkije geen plannen had om iets dergelijks te bewerkstelligen en al helemaal gezien het feit dat Turkije de gebeurtenissen van 1915 als zodanig niet erkende. Volgens Turkije was het een relocatie om de Armeense opstandelingen te verplaatsen zodat er geen collaboratie met de invallende Russen mogelijk zou zijn. Alhoewel dit voor sommige plaatsen te laat was, zoals in het Oost-Anatolische Van waar vele honderden duizenden niet-Armeniërs zoals Turken en Koerden werden vermoord om te zorgen dat Armeniërs de meerderheid zouden vormen. Armenië liet echter selectieve gegevens zien waardoor het leek alsof de relocatie van de Armeniërs een spontane reactie zonder duidelijke beweegredenen was. Echter, als we kijken naar de feiten, wordt duidelijk dat de Armeense Opstand vooraf ging aan de Armeense Relocatie waardoor het meer te kwalificeren is als een burgeroorlog of oorlogsmaatregel dan de genocide die de Armeniërs beweren te zijn ondergaan, om hun politieke beslissingen jegens hun buurstaten te verantwoorden.

Ook Rusland is hier een voorbeeld van door de geschiedenis selectief te gebruiken om eenheid onder het volk te bewaren, door zijn invloed op de voormalige Sovjetrepublieken niet op te geven op basis van de gezamenlijke geschiedenis van de laatste tachtig jaar, terwijl de honderden jaren van vrijheid en onafhankelijkheid van daarvoor voor het gemak vergeten worden. Andersom wordt ook de geschiedenis van de laatste periode voor het gemak wel eens genegeerd om zich te focussen op de periode van daarvoor, wel of niet gebaseerd op feiten. We kunnen ons bijvoorbeeld richten op de verschillende volkeren in het middenoosten die zich scharen onder de noemer “Koerden”. Als we strikt antropologisch en historisch kijken naar de Koerden, dan zien we dat het in werkelijkheid stammen zijn die cultureel en linguïstisch maar weinig verbanden vertonen. De stammen in kwestie, zoals Zaza, Kırmancı en Dadaş, scharen zich echter wel eensgezind onder de Koerdische vlag. Uiteraard zijn er ook overeenkomsten en juist door daar de nadruk op te leggen is er een Koerdische identiteit gecreëerd. Om een daarbij horende geschiedenis te formuleren, kon men uiteraard niet verwijzen naar het Osmaanse Rijk of de Seldjoekse Rijk waar de verschillende Anatolische stammen vrijwel autonoom waren. Er zijn zelfs legeraanvoerders bekend in dienst van de Osmanen en Seldjoeken die van deze bovenstaande stammen afkomstig waren, zoals de bekende Saladin. Hedendaags wordt deze Saladin gezien als een Koerdische legeraanvoerder in dienst van de Turken, waarbij de Osmanen en Seldjoeken als voorvaders van de Turken worden gezien en men Saladin direct tot het eerdergenoemde Koerdische volk rekent alhoewel een indirecte indicatie wellicht meer op zijn plek was geweest. Om deze periode van vredig samenleven te vermijden en anti-Turkse, Iraakse en Iraanse gevoelens te creëren om zo de terroristische strijd van de PKK te kunnen verantwoorden, wordt de laatste duizend jaar overgeslagen. Zodoende wordt er verwezen naar de periode voor de Osmaanse Rijk (1299-1922) en Seldjoekse Rijk (1040-1308), te weten de Meden. Volgens Koerdische vooraanstaanden zouden Koerden afstammen van de Meden, waar overigens de Perzen en huidige Iraniërs ook van afstammen, en zodoende recht hebben op een eigen staat. Al deze geschiedkundige verantwoordingen zijn maar ten dele of in sommige gevallen helemaal niet te bewijzen, dat neemt echter niet weg dat het gebruikt wordt als middel. Volgens deze theorie waren de voorvaders van de Koerden namelijk eerder in het Midden-Oosten dan de voorvaders van de Turken. Nadere bestudering geeft echter al aan dat het geen waterdichte theorie is, omdat de Iraniërs van de Perzen afstammen en in de Koerdische theorie verwant zouden zijn aan de Koerden. Ook dit wordt echter weer weggelaten in de Koerdische kronieken.

Geschiedenis wordt dus gebruikt als bindmiddel van volkeren, in negatieve en positieve zin. Historici hebben hierbij de intensieve en ongeschreven regel om de eenheidsbouwende staatsgeschiedenis te bevestigen om de eenheid van het volk te bevorderen. Echter is dit moeilijk als er theorieën worden tegengesproken of nieuwe geschiedkundige theorieën verzonnen worden door opstandige volkeren. Dan valt echter al snel de vraag wat “verzonnen” nu eigenlijk betekent? Zijn alle soorten geschiedenis in wezen niet subjectief en selectief gebruikt om een nationaal bewustzijn te bevorderen? Om desgevraagd onderscheid te kunnen maken moet men zich in bepaalde staten inderdaad toeleggen op het onderbouwen van de verschillende theorieën. Historici hebben hierbij een cruciale rol. Het niet onderschrijven van de geschiedenis die door de staat gedicteerd wordt om eenheid onder het volk te bewaren, wordt nooit op prijs gesteld. Een historicus heeft hierdoor de keuze uit het verwerpen van de eenheidscreërende geschiedenis of het accepteren ervan. Bij het eerste zal de desbetreffende persoon in eigen land geen echte carrière kunnen maken door belemmeringen, maar in het buitenland uitgroeien tot een zogeheten ‘superster’. Deze dubieuze houding komt zowel voor in Indonesië, die Nederlandse historici die zich bezighouden met de V.O.C. omhelzen alszijnde volkshelden, evenals in Nederland waar Russische historici die in Rusland verguisd worden, hier in Nederland worden onthaald als ‘strijders voor de vrijheid van meningsuiting’. Men moet echter niet vergeten dat vrijwel alle volkeren gebruik maken van historische selectie om eenheid te creëren onder het volk. De staat Nederland is een mengelmoes van Germaanse, Friese en Bataafse volkeren waarbij de Friezen eigenlijk zeer duidelijk de boventoon voeren. De selecte historische feiten die op scholen worden onthuld, verhullen dit echter zodanig dat Friezen geen al te belangrijke rol spelen in tegenstelling tot Vader des Vaderlands Willem van Oranje, die in wezen geen enkel slagveld heeft gewonnen en van oorsprong een rasechte Duitse edelman was.

Landen zouden zich dus niet moeten bemoeien met geschiedenisinterpretaties van andere landen, omdat zij zich veelal zelf ook schuldig maken aan deze praktijken. Het is nu eenmaal onmogelijk om geschiedenis te projecteren aan de hand van de huidige humanistische natiestaten die we nu hebben, waar men uitgaat van het feit dat volkeren die zich één voelen ook te kenmerken zijn als zodanig. Niet doorhebbende dat het juist eeuwenlange selectieve historische propaganda is, waardoor volkeren zich één voelen. Landen die dit proces al hebben doorstaan en waarvan iedereen onder het volk denkt één te zijn, hinderen op die manier het proces in andere landen waardoor er groepering en verdeling optreedt. De mooiste voorbeelden hiervan zijn Joegoslavië, Rusland en meer recenter Irak met de nationalistische opleving onder Iraakse Koerden, Turkmenen, Arabieren en ook nog Soennitische en Sijietische Arabieren. Hiermee wordt nogmaals een selecte historische feitenmateriaal gebruikt om de verschillende volkeren bewust te maken van hun nationale bewustzijn, waardoor het voor de bezetter (in dit geval de Verenigde Naties onder leiding van de Verenigde Staten) makkelijker is om het land onder controle te houden. Er wordt namelijk gebruik gemaakt van het verdeel-en-heers-gedachtegoed uit de tijd van de Perzen en Romeinen, waardoor het Irakese volk geen eenheid kan en wil vormen tegen de bezetter. Hetzelfde voorbeeld was te zien in Afghanistan waar de Noordelijke Alliantie vooral bestond uit stammen die een taal spraken die meer op de Turkse taalfamilie leek, dan op de Farsi taalfamilie. Een van de bevelhebbers van deze Noordelijke Alliantie had dan ook zijn opleiding genoten in de hoofdstad van Turkije, te weten Ankara. Deze etnische minderheid in Afghanistan werd intensief gebruikt door de Verenigde Staten, onder andere door te wijzen op hun culturele, linguïstische en vooral historische verschillen met de overwegend Farsi Taliban-leden. Later is dit verschil weer rechtgetrokken door het nieuwe bestuur van Afghanistan onder leiding van Hamid Karzai, omdat de rest van de wereld relatief neutraal is gebleven in dit pas begonnen proces van “nationbuilding” verloopt het tot op heden relatief rustig.   

Het proces van het opbouwen van een natiestaat uit verschillende volkeren, liever gezegd verschillende stammen en nog beter gezegd verschillende lokale groepen, is een nauwlettend proces waarbij buitenlandse interventie van cruciaal belang is. Elk soort geschiedenis waarbij een volk wordt gewezen op de verschillen dan wel overeenkomsten met een ander volk zijn discutabel en selectief te noemen. Maar dan duikt nogmaals de vraag op of alle soorten geschiedenis in wezen niet subjectief en selectief gebruikt worden om een nationaal bewustzijn te bevorderen. Het lijkt erop van wel en de historici spelen een vitale rol in het versterken van een nationaal bewustzijn binnen een staat.



Armand Sağ

18 oktober 2007

© Armand Sağ 2007

 

Copyright ElaDesign (disclaimer)