Armand Sağ
Link
 

 

Hoofddoek
   
 

Hoofddoek

Er zijn maar weinige landen waar de hoofddoek zoveel stof kan doen opwaaien als in Turkije. Al jarenlang is er in Turkije een verhitte discussie over of de hoofddoek wel acceptabel is in publieke en maatschappelijke rollen. Deze discussie is echter totaal overbodig.

De discussie hoort namelijk niet in zijn huidige hoedanigheid gevoerd te worden. De islamitische partijen die de afgelopen decennia propaganda voerden over een zogenaamd ‘hoofddoekverbod’ in Turkije, hebben dit voor hun eigen politieke agenda gedaan. Om het seculiere karakter van de Turkse samenleving aan te vallen, wordt het ‘hoofddoekverbod’ ook vaak gekoppeld aan de oprichter van Turkije Mustafa Kemal Atatürk. Zodoende kunnen de conservatief-islamitische partijen die schermen met het ‘hoofddoekverbod’ daarbij ook Atatürk en zijn seculiere ideologie aanvallen.

De politieke partijen die met populistisch gepraat over hoofddoeken makkelijk stemmen willen winnen, zijn vrijwel altijd conservatief-islamitische partijen zoals de AKP. Hun kritiek dat de hoofddoek onterecht verboden is door Atatürk, slaat eigenlijk elke plank mis. Want een dergelijke wet is er niet in Turkije en deze is zeker niet door Atatürk ingevoerd. Het gaat hier om een voorschrift van de Raad van Hoger Onderwijs (Yüksek Öğretim Kurulu, YÖK) die verbiedt dat leraren en leerlingen met politieke symbolen naar de universiteit gaan. Ook buiten de universiteit mogen ze geen politieke kleur bekennen, dit is echter volgens de voorschriften van de YÖK en niet volgens de wet zoals de conservatief-islamitische partijen aanvoeren.

Als we kijken naar de grondwet, dan kunnen we een dergelijk artikel niet aantreffen, wat we wel zien is artikel 3560, lid 17 (ingevoerd op 25 oktober 1990) dat “kledij in alle vormen geheel vrij is in de keuze van de drager, zolang het niet in tegenspraak is met andere wetten en voorschriften”(1). Op 10 december 1988 is er een rechtzaak geweest tegen de voorschriften van de YÖK, die daarbij afgeschaft werden. Hierna ging toenmalig president Kenan Evren in hoger beroep tegen artikel 3511, lid 16 die voorschrift 2547 van de YÖK tegensprak en verklaarde het Constitutionele Hof dat hoofddoeken wel degelijk politieke kleur bevatten en dus niet toegestaan moeten worden.(2)

Dit staat deels haaks op de grondwet, artikel 176 (ingevoerd door Mustafa Kemal Atatürk zelf in 1921 en bijgewerkt in 1924) waar staat dat “ieder ambtenaar vrij is in het dragen van kledij die men wenst, geen enkel instituut of instelling mag deze verbieden”. Conform hieraan is uiteindelijk het eerdere artikel van 25 oktober 1990 in bijgewerkt vorm doorgevoerd. Ook het Europese Hof van de Rechten van de Mens en de Europese Unie schaarden zich achter dit wetsartikel, dat in sommige gevallen zoals politieke propaganda de vrijheid van kledij secundair wordt.

Kort gezegd kunnen we stellen dat Kenan Evren in 1989 zorgde voor de huidige voorschriften in verband met de hoofddoek. Dat sommige anti-seculiere conservatief-islamitische partijen dit proberen te projecteren op Atatürk, getuigt van hun dubbele agenda. Door Atatürk af te vallen, is het volk makkelijker te bewegen om te stemmen op een partij die beweert de “fouten van Atatürk recht te zetten”. Dit terwijl het geheel onjuist is om dit als zodanig te projecteren. Het doel achter de kledijvoorschriften zitten dan ook niet in anti-islamitische beweegredenen, zoals deze conservatief-islamisten pretenderen, maar juist in de bescherming van minderheden en het voorkomen van explosieve situaties op universiteiten. Met de studentenacties van 1968, 1971 en 1980 in het achterhoofd, is dit te verdedigen.

De voorschriften verbieden namelijk beslist geen hoofddoeken, ze verbieden slechts ‘politieke symbolen met als doel het veroorzaken van onrust, alsmede provoceren’. Denk hierbij ook aan een t-shirt met hamer en sikkel, een joods keppeltje, een hindoeïstisch derde oog etcetera. Dit enerzijds om het vormen van religieus getinte groeperingen tegen te gaan en anderzijds om deze (minderheids-)groeperingen te beschermen tegen de rest van de studenten. Het is algemeen bekend dat er een grote intolerantie heerst onder bepaalde ultranationalisten en orthodox-islamisten. Om ervoor te zorgen dat er geen botsingen ontstaan tussen deze groepen, zijn deze symbolen verboden. Dat de conservatief-islamisten nu beweren dat de hoofddoek geen symbool is van de politieke islam, en daarom een uitzondering moet zijn, geeft al aan hoe zeer de hoofddoek juist wel een symbool van de politieke islam is.

Door het verbod op alle andere religieus-politieke symbolen te handhaven, maar alleen een uitzondering voor de hoofddoek te eisen, worden de rechten van andere politieke en religieuze minderheden niet gerespecteerd. Door het verbod op de hoofddoek, iets wat gevoelig ligt bij de oudere generatie waar bijna 70% een hoofddoek draagt, te koppelen aan Atatürk wordt getracht een deel van de onvrede over te brengen naar hun blik op Atatürk. Hedendaags wordt Atatürk namelijk gezien als de onbetwiste leider van de Turken, iemand zonder wiens hulp de Republiek Turkije niet had bestaan. Dit klopt in wezen ook, de Onafhankelijkheidsoorlog (1919-1923) was voor een groot deel zijn verdienste. Hierdoor omarmde iedereen zowel Atatürk als zijn seculiere denkbeelden, iets wat de huidige conservatief-islamisten niet zint. Zij willen juist een islamitische samenleving, wellicht niet onder de sharia zoals in Iran of Saoedi-Arabië, maar wel één waar er een sterke nadruk ligt op de islamitische leefwijze. Dit zal vooral ten koste gaan van de jongere garde, waar het niet praktiseren van de islam en atheïsme dagelijkse kost zijn. Zo draagt slechts 46,9% van de vrouwen tussen 18 en 27 jaar een hoofddoek.(3) Dit doen ze vooral uit modieuze motieven en niet religieuze beweegredenen.

Los hiervan zullen de overige niet-islamitische minderheidsgroepen uiteraard ook hun religieuze vrijheid zien worden beperkt. De eenzijdige regels die de conservatief-islamisten proberen af te dwingen, momenteel vooral vertegenwoordigd door de AKP, staan eigenlijk symbool voor waarom de hoofddoek een politiek symbool is. Het staat voor de AKP symbool voor de volgende twee zaken:

  1. de teloorgang van het islamitisch geloof in de Turkse samenleving, dat terwijl secularisme juist het vrije denken zonder het juk der religie stimuleert. Het geloof in een religie zou vanuit de mens zelf moeten komen en niet door druk van buitenaf. Als de gemiddelde Turkse burger momenteel minder waarde hecht aan zijn of haar religie, dan zal dit niet met het opdwingen van de islam goed komen. Het zal juist vanuit individueel en persoonlijk onderzoek moeten voortkomen, iets wat gestimuleerd wordt door een seculier denkbeeld. En ten slotte, hoezo zou het überhaupt iets uitmaken als iemand atheïst, christen of moslim is? Een goed persoon is een goed persoon, ongeacht religie.
  2. de boze buitenwereld die de Turken (en moslims) proberen te verdelen en vervreemden van hun eigen cultuur. In die hoedanigheid zou Atatürk dan ook eigenlijk “een joods spion” zijn geweest. Aan dit soort flauwekul wil ik niet al te veel woorden vuil maken, omdat eenieder ziet dat dit het gevolg is van paranoïde gevoelens van machteloosheid. De conservatief-islamisten maken momenteel een opleving mee, vooral door de aanslagen van 11 september 2001, maar zien in dat in de afgelopen eeuw (vanaf 1923) zij een dramatische daling van steun hebben meegemaakt.

Volgens recente schattingen wil slechts 0,9% van de Turken een ander politiek systeem omdat ze niet tevreden zijn met het huidige (seculiere) systeem, dit geeft al aan hoe erg de conservatief-islamisten in de verdrukking zitten. Door te zinspelen op matigingen, zoals de AKP doet, kunnen ze toch de meeste dorpelingen achter zich krijgen. Hierbij wordt massaal gebruikt gemaakt van de eerder genoemde twee redenen en omdat een adequaat onderwijssysteem nogal ontbreekt op het platteland van Turkije, kunnen ze tijdelijke oplevingen boeken. De hoofddoek wordt hierbij gebruikt als politiek propagandamiddel, iets waar het niet voor geschikt is en juist om die reden verbannen is uit openbare en publieke sectoren zoals universiteiten. Zodra de conservatief-islamisten, en in hun kielzog andere anti-Atatürk/anti-seculiere partijen, opgeven de hoofddoek te gebruiken als politiek-populistisch propagandamiddel en inhoudelijk hun partijprogramma versterken om zo meer stemmen te vergaren, dan pas zullen ze een blijvende politieke overwinning boeken binnen het Turkse politieke bestel.

Tot nu toe hebben alle conservatief-islamistische partijen een levensduur gehad van enkele jaren, dit had alles te maken met hun gebrek aan inhoud en hun focus op populistische symbolen zoals de hoofddoek. Naast hun snelle maar korte opleving en even snelle ondergang, krijgen ze hiermee vooral voor elkaar dat veel jonge meisjes belemmerd worden in hun educatie omdat ze gebruikt worden als politiek symbool. Veel jonge meisjes worden beïnvloed om hun hoofddoek koste wat het kost niet af te doen, ook als hun verdere studieloopbaan hiermee belemmerd wordt. Zo komen er regelmatig huilende jonge meisjes in het nieuws, roepend “dat Turkije geen kans geeft aan moslima’s om zich te ontplooien”. Zonder uitzondering neemt vervolgens een conservatief-islamistische populist, met politieke ambities, het woord om de gevestigde politieke orde aan te vallen wegens hun “strenge seculiere regels” dan wel “hun anti-islamitische denkwijze”. Dit is uiteraard niks anders dan het aanzetten tot haat jegens deze politici om er zelf beter van te worden. De Milli Nizam Partisi (1970-1971), Milli Selamet Partisi (1972-1981), Refah Partisi (1983-1998) en Fazilet Partisi (1997-2001) staan allemaal bekend om hun korte bestaan. Daarin hebben ze wel kleine en vooral snelle overwinningen geboekt. Niet vanwege hun inhoudelijk sterke partijprogramma’s, maar enkel om hun populistische verkondiging van de politieke islam. Met het einde van de Fazilet Partisi, die een langzame dood stierf na een aanvankelijk sterke opkomst, kwamen uit de resten de Adalet ve Kalkınma Partisi (AKP; 2001) en Saadet Partisi (SP; 2001) voort.

Deze lijken zich op het gematigde gedeelte van de politieke islam te houden, maar gebruiken daarbij de hoofddoek als stokpaardje om de niet-hoogopgeleide (in sommige gevallen zelfs ongeletterde) dorpelingen  achter zich te scharen. Deze conservatief-islamistische partijen AKP en SP dienen simpelweg te stoppen met het misbruiken van de hoofddoek voor het onjuist propaganderen van sommige feiten omwille van het vergaren van steun voor de politieke islam. Het realiseert niks anders dan polarisering tussen religieuze en niet-religieuze Turken, alsmede onrust door de verkondigde halve waarheden en verkeerde projectie van de feiten. Wat ze bereiken, zijn vooral gebruikte jonge meisjes die belemmerd worden in hun verdere studieloopbaan omwille van wat simpele verkiezingsstemmen. Daar hoort het eigenlijk om te gaan in deze discussie, niet om een zogenaamd ‘hoofddoekverbod’ die niet blijkt te bestaan. Er zijn kledingvoorschriften waarbij politieke symbolen niet geduld worden; of dit nu christelijke kettingen zijn met een kruis, joodse keppeltjes, islamitische hoofddoeken of zelfs fascistische/communistische leuzen op t-shirts, maakt in zijn geheel niet uit.



Armand Sağ

5 juni 2009

© Armand Sağ 2009

 

Copyright ElaDesign (disclaimer)