De Turks-Armeense onderzoekscommissie
In navolging van het protocol dat Turkije en Armenië onlangs hebben ondertekend, zal er nu een internationaal onderzoekscommissie[1] opgericht moeten worden om de gebeurtenissen van 1915 te beoordelen. Volgens Armenië ging het om een ‘genocide’ (oftewel een systematisch en vooropgezet plan om alle Armeniërs van de aardbodem te vagen), terwijl de Turken het houden op een burgeroorlog tussen Armeense rebellen en Osmaanse soldaten.
De instemming van Armenië om een dergelijke commissie in te stellen, kwam niet makkelijk tot stand. De Turken bleven echter onvermurwbaar in hun houding en zagen zich daarin gesteund door verschillende internationale organisaties, waaronder de drie grootste organen: de Verenigde Naties[2], het Europees Parlement[3] en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa[4]. Turkije is dan ook verrukt[5] met de oprichting van een dergelijke commissie en zegt zich hoe dan ook aan te sluiten bij de conclusies van dit onderzoek. Armenië daarentegen ziet het als een nederlaag omdat “Armenië met instemming van een dergelijke commissie eigenlijk toegeeft dat er een kans is dat het geen genocide was.”, aldus de Armeense historicus Prof. Dr. Richard Hovannisian.[6]
De vraag is nu wie er plaats kan nemen in de commissie. Het zal vanzelfsprekend zijn dat Turkije vooral historici met een specialiteit in Turkije en/of het Osmaanse Rijk zal voorstellen, omdat die historici veelal niet spreken van een ‘genocide’ (denk hierbij aan de Franse Prof. Dr. Paul Dumont[7] en de Duitse Prof. Dr. Eberhard Jäckel[8]). Veel hoogleraren (zoals Prof. Dr. Justin McCarthy[9] en Prof. Dr. Guenter Lewy[10]) uit die sector gebruiken dan ook de beladen sociaal-juridische term ‘genocide’ niet in hun publicaties, vaak ook nog met een uitgebreide uitleg dat het niet ging om een “georganiseerde van bovenaf opgelegde poging tot uitroeiing”. Zo ook de Nederlandse historici: voormalig VVD-parlementariër Drs. Arend Jan Boekestijn[11], voormalig GroenLinks-Europarlementariër Drs. Joost Lagendijk en PvdA-Europarlementariër Drs. Jan Marinus Wiersma, alsmede de Vlamingen Drs. Antoon Gailly[12] en Drs. Luc Vervloet[13].
Het moge echter duidelijk zijn dat Armenië deze historici zal blokkeren met haar vetorecht en zelf vooral historici met een specialiteit in genocide studies zal opvoeren, zoals Dr. Ton Zwaan. Deze onderzoekers accepteren het namelijk veelal wel als een ‘genocide’. Ook hier lijkt een dubieuze motivatie ten grondslag te liggen aan de acceptatie van de term ‘genocide’. Historici met een specialiteit in Turkije en/of het Osmaanse Rijk hebben er namelijk alle baat bij om hun eigen vakgebied niet te negatief te laten overkomen, omdat anders het werven van fondsen en subsidies moeilijker wordt. Voor genocide-onderzoekers is het weer gunstiger om zoveel mogelijk gebeurtenissen uit de geschiedenis als een ‘genocide’ te bestempelen, omdat hiermee het vakgebied en de te onderzoeken onderwerpen breder worden. Een breed onderzoeksveld betekent in praktijk veelal meer subsidiegeld voor de onderzoeker, omdat het onderwerp nu eenmaal groter is en dus meer tijd zal vergen.
Dit gezegd te hebben zal Armenië vooral ook proberen om Amerikaans-Armeense onderzoekers zoals Prof. Dr. Vahakn Dadrian, Prof. Dr. Richard Hovhannisian, Dr. Peter Balakian en Dr. Kevork Hintlian in de commissie te krijgen. Turkije zal waarschijnlijk hetzelfde doen door Prof. Dr. Kemal Karpat, Prof. Dr. Halil İnalcık, Prof. Dr. Metin Tamkoç en Prof. Dr. Metin Kunt voor te stellen, aangezien dit op hun beurt Amerikaans-Turkse onderzoekers zijn. Armenië zal hierop waarschijnlijk ook de Turkse Dr. Taner Akçam, Dr. Halil Berktay en de Nederlands-Turkse Dr. Uğur Ümit Üngör noemen. Dit zijn namelijk Turkse onderzoekers die de term ‘genocide’ erkennen.
Maar ook Turkije kan zo een pot aan namen opentrekken, denk bijvoorbeeld aan Prof. Dr. Aleksandr Artsrunovich Lalayan, de Assyrisch-Armeense Edward Tashji, Levon Panos Dabağyan[14] en de in Nederland wonende Turkoloog Drs. Kitapjiian. Alhoewel deze namen niet zo bekend zijn als hun Turkse tegenstanders, hebben ze wel degelijk uitlatingen dat “er geen sprake is van een genocide.”[15] Hiervoor zijn ze meestal ook verguisd, bedreigd en aangeklaagd in Armenië. Ook dit zou Turkije kunnen doen; het naar voren schuiven van historici die in Armenië of door Armeniërs aangeklaagd zijn voor het “tegenspreken van de genocide”. Een dergelijke wet is er namelijk in Frankrijk, Zwitserland en volgens een recent ingediend wetsvoorstel van de ChristenUnie[16] binnenkort ook in Nederland.
Zo is in Armenië Dr. Aybars Görgülü[17] aangeklaagd, in Zwitserland Dr. Perinçek en Prof. Dr. Yusuf Halaçoğlu, in Frankrijk Prof. Dr. Bernard Lewis[18] zelfs schuldig bevonden en onthield in Nederland de vrouwelijke hooglerares Prof. Dr. Birsen Karaca[19] zich van elk soort commentaar wegens mogelijke vervolging door het onlangs ingediende wetsvoorstel[20] van de ChristenUnie. Het zal voor zich spreken dat Armenië niet op sympathie van deze onderzoekers kan rekenen. Aan de andere kant kan Armenië ook dergelijke namen naar voren schuiven; in Turkije zijn bijvoorbeeld Orhan Pamuk, Hrant Dink en Elif Şafak aangeklaagd en vrijgesproken voor “het benoemen van de Armeense genocide”. Een belangrijk verschil hierbij is dat veel zaken in Turkije al binnen enkele weken geseponeerd werden, maar dat de Amerikaanse Prof. Dr. Bernard Lewis in Frankrijk als één van weinige veroordeeld werd.
Dat dit extra pijnlijk is voor de toonaangevende hoogleraar en voormalige Midden-Oosten-adviseur van George W. Bush, blijkt uit het bedrag dat hij moest ophoesten van de Franse rechtbank en de Armeense aanklagers: 1 Franse Frank aan schadevergoeding aan de Armeniërs, 20.000 Frank om een paginalange advertentie in het toonaangevende dagblad Le Monde te plaatsten met zijn excuses, 10.000 Frank aan het Forum of Armenian Associations in France, 4000 Frank aan het International League Against Racism and anti-Semitism alsmede alle proces-, advocaat- en rechtskosten van zowel de aanklagers als van zichzelf.
Alhoewel Lewis in Amerika kon rekenen op de steun van zijn collega’s, zal zijn deelname aan de commissie niet te verdedigen zijn wegens een eventuele wrok dat hij zou kunnen koesteren. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor Prof. Dr. Stanford Shaw[21] en Samuel Weems, welke beide aanslagen van Armeense fanatiekelingen hebben overleefd. Vooral de Amerikaanse hoogleraar in Turkse en Osmaanse Geschiedenis Shaw heeft met een molotovcocktail en bomaanslag op zijn privé-adres veel geleden.
Voorts zal Turkije ook zeker de Engelse en Zweedse kaart proberen te spelen, daar deze twee landen nog altijd de term ‘genocide’ niet erkennen. Zo meldde de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken Carl Bildt[22] enkele maanden geleden nog openhartig: “De erkenning van de Armeense Genocide kan geen voorwaarde zijn voor Turkse toetreding tot de Europese Unie, daar Zweden het ook niet erkent.” Dat Turkije dus Zweedse (onder andere Dr. Bertil Dunér[23]) en Engelse historici (o.a. Prof. Dr. Norman Stone[24] en Prof. Dr. Hew Strachan[25]) zal aanraden om commissielid te worden, ligt voor de hand.
Voor Armenië zal het nog moeilijker worden als Emeritus Hoogleraar in Osmaanse en Turkse Studies Prof. Dr. Heath Lowry[26] (Princeton Universiteit in Amerika) ook aan bod zal komen, omdat het juist Lowry was die één van de belangrijkste ooggetuigenverklaringen uit die tijd ontmaskerde alszijnde een fabricatie. In zijn boek ‘The Story Behind Ambassador Morghentau’s Story’ liet hij namelijk overtuigend zien dat het in 1918 geschreven boek ‘Ambassador Morghentau’s Story’ onterecht toegeschreven was aan de Amerikaanse ambassadeur in Istanbul. Een ander omstreden primaire bron is de vermaarde zin van Adolf Hitler. Dr. Leon Picon[27], Prof. Dr. Heath W. Lowry en de Israëlische historicus Dr. Tom Segev[28] stellen echter dat Hitler dit nooit heeft gezegd.
Het zal dus nog een hels karwei zijn om historici te vinden die door zowel Turkije als Armenië goedgekeurd zullen worden. Het zou dus zomaar kunnen dat minder bekende historici (zoals de Nederlanders Dr. René Bakker[29] en Drs. Eelko Y. Hooijmaaijers[30]) zullen worden voorgedragen, daar zij nog geen sterk uitgesproken mening hebben over de Armeense kwestie.
Armand Sağ
4 december 2009
© Armand Sağ 2009
|