Armand Sağ
Link
 

 

The White Man's Burden, of juist plicht?
   
 

The White Man's Burden, of juist plicht?

William Easterly schreef het spraakmakende boek 'The White Man’s Burden' over de last die de Westerse landen ondergaan om de Derde Wereldlanden te helpen. Maar is het wel een “burden” of juist een plicht?

Huidige problemen
De huidige problemen van Westerse hulp aan derde wereld landen waren volgens William Easterly zodanig dat hij het op een rijtje heeft gezet voor ons, om te beginnen noemt hij dat “Het probleem met Westers hulp is dat “we” denken dat we zo de complexe problemen van de wereld kunnen oplossen. Dit bestaat niet!”. Hij zegt daarbij dat geld niet het antwoord is, dit is slechts een illusie. De geldstroon die vanuit het Westen naar de Derde Wereld landen gaat, is volgens William Easterly zeer fout. Dit omdat de regeringen en maatschappijen in die landen het geld voor andere doeleinden gebruiken, hij zegt dan ook “Stop met het ‘omvormen’ van regeringen en maatschappijen, en richt je op individuen.”.

Een ander punt dat goed naar voren komt in het dit boek is dat de armen niet afhankelijk moeten worden van buitenlandse hulp. Dit zou betekenen dat ze zelf geen ontwikkelingen zouden doormaken en alleen maar gebonden worden aan de Westerse Wereld.
Aan ander punt dat William Easterly oppert is dat “degene die oplossingen “Plannen” ruim baan moeten maken voor degene die “Zoeken” naar oplossingen”. Hij vindt dat de organisaties die plannen te veel doen vanuit kantoor en te weinig vanuit de praktijk, dus midden in de mensen. Dit zou voor een kloof zorgen tussen de mensen die hulp aanbieden en de mensen die hulp verwachten.

Als laatste punt wordt er gezegd dat er “Onafhankelijke evaluatiegroepen voor de hulporganisaties” moeten komen, want op dit moment wordt dit intern gedaan en dat zorgt volgens William Easterly niet altijd voor de meest eerlijke uitkomsten. Dit zou volgens William Easterly moeten gebeuren volgens een aparte onafhankelijke groep mensen die speciaal hiervoor opgeleid worden.

Waar in het boek en voornamelijk de laatste hoofdstuk vol lof over wordt geschreven is het prachtige voorbeeld van PROGRESA.

Voorbeeld PROGRESA
Dit project genaamd PROGRESA werd in 1997 uitgeprobeerd in Mexico; de in Mexico beroemde Santiago Levy richt in dat jaar namelijk het volgende project genoemd Programa Nacional de Educacion, Salud y Alimentacion (wat afgekort werd als PROGRESA) op.
Waar het in dit project om ging was dat er geld werd gegeven aan moeders om hun kinderen beter te voeden en deze te laten checken bij professionele klinieken. Er werd uitgegaan van de goede wil van de moeders, de goede bijdrage van de professionele klinieken en het overheidsgeld waarmee dit allemaal mogelijk werd gemaakt.
Er werd dus gebruik gemaakt van de fondsen van Mexico en de internationale controle en/of evaluatie door International Food Policy Research Institute. Er werden 350 dorpen uitgekozen om deel te nemen aan dit project en tevens werden ze gekoppeld aan 350 andere dorpen om de verschillen te zien en deze te vergelijken. Uit de cijfers blijkt dat de kinderen uit de dorpen die wel meededen veel meer succes boekten op hun gezondheid. Ook waren ze naar verhoudingen langer dan hun leeftijdsgenoten uit de andere dorpen. Het was dus kort gezegd een groot succes!

Hieruit blijkt dus volgens William Easterly dat een combinatie van vrije keuze en wetenschappelijke evaluatie wel degelijke succesvol kan zijn en dat we moeten streven en vooruitwerken naar dit doel.

Eventuele oplossingen
Ook andere voorbeelden worden aangekaart in het boek en dat is vooral om te laten zien dat er een andere aanpak nodig is van “Zoekers” naar oplossingen. Er wordt bijvoorbeeld geschetst dat in Kenya bij gebruik van tekstboeken op school er een ruime percentage is dat dan wel overgaat naar de volgende klas. Om vervolgens de overige leerlingen ook van dienst te zijn worden er flipkaarten geïntroduceerd. Dit blijkt echter geen tot minimale resultaat te bieden voor de overige leerlingen en daarom wordt ervan afgezien.
William Easterly laat ook zien dat er in İndia 2 uur per dag bijles wordt gegeven door assistenten in plaats van de docenten zelf. Dit mede door de kosten want 10 assistenten kosten samen ongeveer 1 volleerd docent, maar dit bleek ook nog eens meer succes te hebben omdat 2 uur extra bijles per dag meer deed dan een extra dag op school waarbij weer gediplomeerde docenten nodig zijn.

Een ander punt waar op wordt gehamerd door William Easterly is dat er enquêtes gehouden moeten worden of het arme volk wel blij is met een project en zo kan men dan de organisaties onder druk houden om goed werk te leveren en het volk tevreden te houden. Volgens Easterly wordt dit namelijk veel te weinig gedaan en daardoor hebben de organisaties een slechte naam bij de bevolking van Derde Wereld landen.

Het project van GlobalGiving.com; begonnen door het stel Dennis Whittle en Mari Kuraishi waarbij er gestreefd wordt de volgende drie punten te realiseren wordt ook geprezen in het desbetreffende hoofdstuk.
De drie punten worden uiteengezet als volgt:

  1. Sociale ondernemers die dicht bij de armen staan kunnen projecten aanbieden op de internetsite, men gaat hierbij uit van het feit dat de mensen die het dichts bij de armen staan ook het best weten wat ze nodig hebben voor hun verdere ontwikkeling.
  2. Individuen en instellingen die de sociale ondernemers onder nummer één willen bijstaan met technische en praktische kennis kunnen de aangeboden projecten op de internetsite bekijken, erover geïnformeerd worden eventueel besluiten eraan mee te werken.
  3. Donors die fondsen willen weggeven zijn dan het laatste punt, ook deze mensen kunnen op de internetsite bekijken hoe of wat ze kunnen doen om deze projecten tot een goed eind te brengen qua financiën. Deze mensen zoeken dus projecten waar ze geld in willen stoppen, waarna de individuen en instellingen onder nummer twee aan de slag kunnen om de sociale ondernemers onder nummer één verder te helpen om het project tot een goed eind te brengen.

Dit project van de koppel Dennis Whittle en Mari Kuraishi genaamd GlobalGiving.com is dus een gedecentraliseerde aanpak zonder de bureaucratie van de overheid. Ze werken als het ware langs de overheid en leveren zo de meest snelle en concrete hulpmiddelen die de mensen zo hard nodig hebben. Dit is volgens William Easterly noodzakelijk omdat de overheid niet zo efficiënt werkt en er nog wel eens wegsluizende geldstromen voorkomen bij enkele dubieuze overheden.

William Easterly oppert ook voor een markteconomie; de armen mogen dan dus zelf beslissen over welk product ze willen en door welke organisatie. Dit zou moeten gaan aan de hand van stembiljetten en tellingen. Dit zou in de praktijk moeten zorgen voor concurrentie en meer prestatiedrang tussen de verschillende hulporganisaties die actief zijn in het gebied dat hulp nodig heeft.

Het punt waar William Easterly echter voortdurend op hamert is dat er commentaar gevraagd moet worden van de armen zelf, hij zegt letterlijk “vraag ze of het gaat zoals ze willen”. Hij geeft mooie voorbeelden in andere hoofdstukken waar bijvoorbeeld in Turkije er aan een vrouw uit het dorp wordt gevraagd hoe het gaat en of ze er wel tevreden mee is. Dit zou volgens hem overal en altijd moeten gebeuren om zo de wensen van de arme mensen te kennen en beter te kunnen realiseren.

Kritiek
Als we dan nu toekomen aan de kritiekpunten dan zijn er twee individuen die in een weliswaar niet al te kritiekvol stuk toch enkele kritiekpunten uiten over het boek The White Man’s Burden, geschreven door William Easterly. Als eerst heb je Virginia Postrel van de New York Times die zeer slim zegt dat de stijl van William Easterly meer lijkt op het op de vingers tikken van de huidige beleidsvoerders binnen de hulporganisaties zonder zelf echter voor concrete middelen te zorgen. Hij vindt enkele voorbeelden genoeg om zijn hele denkwijze daarop te projecteren en dit zorgt dat ook voor een schrijfwijze die veel weg heeft van “slogans”. Letterlijk zegt Virginia Postrel van de New York Times “Unfortunately, his alternative is still underdeveloped, devolving at times into slogans.”.

Als tweede kritiekpunt zegt Virginia Postrel van de New York Times dat er goede punten in het boek staan maar dat deze vooral gekenmerkt wordt door afkeur van de huidige stand van zaken. Er wordt benadrukt dat niet het hele huidige systeem moet veranderen in de vorm van “Zoekers” in plaats van “Planners”, maar dat je de plannen beter moet maken. Om zijn precieze woorden te citeren “The question is not whether to plan, but who makes the plans, how they are changed and where feedback comes from.”.

Ook zegt de heer Daniel W. Drezner van de befaamde Wall Street Journal (overigens net als Virginia Postrel van de New York Times) dat er goede punten in het boek staan maar dat deze vooral gekenmerkt wordt door afkeur van de huidige stand van zaken en dat de schrijver van het boek The White Man’s Burden iets door de vingers ziet. Namelijk het volgende: “Hij besteedt te weinig aandacht aan het humanistische aspect, wat als er een grote ramp gebeurt? Kan je dan wel met enquêtes aankomen?” Dan wordt het inderdaad moeilijk om met enquêtes aan te komen en heeft men behoefte aan snelle en daadkrachtige daden door eveneens snelle, goede en professionele daadkrachtige mensen en hulporganisaties.

Eigen mening
Als laatst komen we aan bij mijn eigen mening over dit spraakmakende publicatiestuk 'The White Man’s Burden', geschreven door William Easterly. Persoonlijk vind ik dat bij markteconomie vooral de elite zal profiteren van de hulp door de armen te intimideren, en zo hen eigen benefit garanderen. Een bepaald project zal onder druk van de elite met dwang doorgedrukt worden door de arme mensen tegen betaling voor een project te kiezen zonder dat ze daar eigenlijk baat bij hebben, alleen maar door de druk van bovenaf.

Ook zegt William Easterly in zijn boek dat de eindoplossing is, dat er geen eindoplossing is. Dit staat echter haaks op alles wat hij daarvoor zegt, ditmaal zegt hij namelijk dat om de armen de helpen je zes punten hebt. De zes punten worden verder uitgelegd als:

  1. Je moet individuele mensen aansprakelijke stellen voor bepaalde gebieden, elk gebied krijgt een soort van gouverneur. Deze wordt belast met de financiële steun aan dat bepaald gebied.
  2. Je moet deze mensen laten “Zoeken” naar oplossingen, en wel gebaseerd op ervaringen. Je hebt niks aan mensen die de hele dag in muffige kamers lopen te “Plannen”.
  3. Vervolgens moet je op basis van de resultaten van de zoektocht experimenteren en kijken wat het meest toepasbaar is op dat gebied. Niet elk experiment zal een goed eind hebben en niet elk experiment zal voor herhaling in aanmerking komen.
  4. Evalueer de situatie en de toepassing waarna je een keuze kunt maken in wat nu de juiste keuze is voor elk gebied.
  5. Beloon succes en straf mislukking. Geef een organisatie die goed werk doet meer subsidie en mogelijkheden en compenseer dat door het van een organisatie in te korten die het slecht heeft gedaan.
  6. Als men faalt, vervang de aansprakelijke. De persoon die bij punt één wordt besproken kan bij een faling worden weggestuurd. Dit zal hem dan moeten motiveren om meer zijn best te doen om te voorkomen dat zijn wegsturing ook maar ter sprake zal komen.

Nu klinkt alles wat William Easterly zegt wel logisch, maar hij blaast erg hoog van de toren om het daarna weer terug te nemen. De zin “de eindoplossing is, dat er geen eindoplossing is.” is duidelijk een zin waarmee William Easterly zich tegen elke risico wil indekken. Hij vraagt zelf ook af of het wel haalbaar is wat hij precies wil bewerkstellen. Is het niet makkelijk gezegd, maar te moeilijk te realiseren? In mijn optiek geeft William Easterly te weinig nadruk aan de nadelen.



Armand Sağ

22 december 2006

© Armand Sağ 2006

 

Copyright ElaDesign (disclaimer)